Mijn reizen van een paar jaar voordien naar Syrië en Libanon en vooral naar Jemen, hadden duidelijk gemaakt dat het Midden-Oosten helemaal mijn meug was.
Jordanië mocht niet achterwege blijven: dat land had immers volgens de kenners de grootste toeristische troeven: Petra en Wadi Rum. Dat moest ik toch wel zelf gaan bekijken.
De hoofdstad Amman was lang niet zo indrukwekkend als Damascus, Sanaa of zelfs Beiroet. Maar ik heb wel aangename en interessante gesprekken gehad met Palestijnen en Koerden. De kruisvaardersburchten en het landschap in Noord-Jordanië waren vergelijkbaar met die van de prachtige bovenbuur, die Syrië was tot voor de oorlog. Wadi Rum, de woestijn van ‘Lawrence of Arabia’, was een schitterend stukje “woestijn voor beginners”. Ideaal als dagexcusie voor zonnenkloppers vanuit Aqaba.